Geschil in de zakelijke sfeer, schijn van belangenverstrengeling

Dossiernummer: 23578

Datum uitspraak: dinsdag 01 oktober 2024

Een taxatie heeft plaatsgevonden in het kader van de ontvlechting van een besloten vennootschap en de overdracht van aandelen. Een vastgoedobject maakte hier onderdeel van uit. Twee besloten vennootschappen waren middels een andere besloten vennootschap eigenaar van een kantoorpand. In de onderlinge samenwerking is een geschil ontstaan dat uiteindelijk met een vaststellingsovereenkomst is beëindigd. Klager, een van de besloten vennootschappen, verkoopt haar aandeel tegen de getaxeerde waarde onder vermindering van twee (hypothecaire) leningen.

Klager heeft een klacht ingediend omdat de taxateurs partijdig zouden hebben gehandeld, het rapport fouten en onjuistheden bevat en de plausibiliteitstoets ontbreekt. Tevens is klager verrast met het eindrapport terwijl deze opmerkingen hierbij had gemaakt. De taxateurs hebben hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Zij hebben integer, zorgvuldig en transparant gehandeld en staan achter hun rapport, klager is het gewoon niet eens met de waarde.

Het tuchtcollege oordeelt dat, nu de plausibiliteitsverklaring inmiddels wel is afgegeven, klager op dit onderdeel niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Verder is het tuchtcollege van oordeel dat de fouten en onjuistheden in het rapport door klager niet voldoende zijn onderbouwd om te kunnen concluderen dat er sprake is van onzorgvuldig handelen van de taxateurs.

Ten aanzien van het feit dat de taxateurs: (1) erkennen dat één van de taxateurs de vastgoedadviseur van de andere vennootschap kende, (2) zij van hem een berekening hebben ontvangen en (3) zij deze weliswaar naast zich neer hebben gelegd en niet hebben meegenomen bij de onderbouwing van de marktwaarde, oordeelt het tuchtcollege dat zij niettemin dit feitencomplex hadden moeten melden aan klager en hadden moeten vastleggen in het dossier bij het rapport. Nu dit niet is gebeurd zijn de taxateurs in deze tekortgeschoten en hebben zij hiermee de schijn van belangenverstrengeling gewekt.

Het tuchtcollege oordeelt verder dat de communicatie tijdens de uitvoering van de opdracht moeizaam is geweest. Het tuchtcollege is van oordeel dat de taxateurs bij het vaststellen van de rapportage ten onrechte voorbij zijn gegaan aan de door klager gemaakte opmerkingen en zijn verzoek om uitstel. Gezien de situatie, waarbij sprake was van een geschil tussen de twee opdrachtgevers waarmee zij bekend waren, hadden de taxateurs klager duidelijk moeten informeren dat zij de opmerkingen van klager hadden ontvangen, maar dat zij geen aanleiding zagen tot wijzigingen in het rapport en dat zij derhalve ook niet zouden ingaan op zijn verzoek tot opschorting.

Het tuchtcollege bepaalt de klacht ten aanzien van deze klachtonderdelen gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.


Terug naar overzicht