Ontvankelijkheid erfgenamen

Dossiernummer: 220205

Datum uitspraak: maandag 25 juli 2022

Klagers zijn de erven (kinderen) van G. Deze is overleden op 18 december 2021. Klagers zijn er daarna achter gekomen dat zijn woning in 2020 is verkocht. De kinderen zijn hiervan ten tijde van de verkoop in 2020 niet op de hoogte gesteld. De verkoop is uitgevoerd door de bewindvoerder van G., hiertoe gemachtigd door de rechtbank.

Klagers vinden het vreemd dat een waardebepaling is opgesteld en geen taxatierapport en zijn van mening dat de waarde veel te laag is vastgesteld.

Het tuchtcollege acht de klacht niet-ontvankelijk.

Het tuchtcollege overweegt dat er alleen een klacht kan worden ingediend indien er sprake is van enig redelijk belang. Het begrip belanghebbende dient ruimer te worden opgevat dan alleen de opdrachtgever. Dat kan ook iemand zijn, die belang heeft als verkoper, als huurder of bijvoorbeeld als (ex-)partner als er opdracht wordt gegeven vanwege een boedelscheiding en ook de mede-eigenaar van een object dat na verkrijgen uit een erfenis gezamenlijk eigendom is geworden.

Het tuchtcollege overweegt dat in dit geval sprake is van een situatie waarin het object ruim een jaar voor zijn overlijden door G. c.q. zijn bewindvoerder met toestemming van de rechtbank is verkocht en overgedragen aan de koper. Het verzoek aan verweerder tot het opstellen van de waardebepaling – uitsluitend voor de interne administratie van koper – is pas gedaan nadat er overeenstemming was bereikt over de verkoopprijs tussen koper en G. c.q. de bewindvoerder. 

Naar het oordeel van het tuchtcollege is er in dit geval geen sprake meer van enig redelijk belang nu G. zelf met de bewindvoerder en met toestemming van de rechtbank het object heeft verkocht en de koopsom is overeengekomen voordat de waardebepaling heeft plaatsgevonden. Het tuchtcollege neemt daarbij mee dat verweerder met de verkoop en levering van de woning geen enkele bemoeienis heeft gehad.


Terug naar overzicht