Onverklaarbare rekenmethodieken

Dossiernummer: 220215

Datum uitspraak: woensdag 06 juli 2022

Klager is mede-eigenaar van een bedrijfsruimte die is ondergebracht in een BV. Klager heeft onenigheid met zijn partner in de BV, die opdracht heeft gegeven tot de taxatie, over de huurprijs en de eventuele onderlinge verkoop. De taxateur heeft al eerder een taxatie opgesteld met betrekking tot de bedrijfsruimte in kwestie. De klacht richt zich met name op de verschillen tussen deze twee taxaties.

Klager is van mening dat het (tweede) rapport van de taxateur onjuist is. De taxateur heeft alleen de partner van klager opgenomen als opdrachtgever en er zijn grote verschillen in huurprijs tussen de twee rapporten. Bovendien is klager uitgegaan van verkeerde referenties door het object te vergelijken met kantoren in plaats van maatschappelijk vastgoed en heeft deze niet meegenomen dat sprake is van een intercompany-overeenkomst.

Het tuchtcollege acht de klacht deels gegrond.

Het tuchtcollege stelt voorop dat zij de door de taxateur aan het object toegekende waarde slechts marginaal kan toetsen. De taxateur verklaart in zijn verweer en tijdens de hoorzitting in zijn berekeningen de genormaliseerde huur te hebben aangehouden. Vervolgens kan de taxateur tijdens de hoorzitting geen uitleg geven over de door hem gehanteerde berekeningen.

Dit alles in aanmerking nemende komt het tuchtcollege tot het oordeel dat een aantal overwegingen om de waarde van het object op een bepaald bedrag vast te stellen, niet in het rapport is verwoord en daarmee het rapport onvoldoende is gemotiveerd. Alleen door in het taxatierapport voldoende inzichtelijk te maken welke afwegingen de taxateur heeft gemaakt, kan onduidelijkheid worden vermeden over de onderbouwing van de taxatie en hetgeen de taxateur daaraan ten grondslag heeft gelegd. Het rapport zoals dat nu voorligt, voldoet niet aan de NRVT-regels.

Verder overweegt het tuchtcollege dat het aan klager is om voldoende te onderbouwen waarom de taxateur onjuist zou hebben gehandeld. Vervolgens is het aan het tuchtcollege om – mede gelet op het verweer – de betreffende gedragingen te toetsen aan de reglementen van NRVT. Nu door klager niet nader is onderbouwd waarom de taxateur zou kunnen worden verweten dat hij het rapport ‘buiten zijn medeweten’ heeft opgemaakt en ter zitting is komen vast te staan dat beide aandeelhouders van de BV zelfstandig bevoegd zijn tot het verstrekken van opdrachten, acht het tuchtcollege dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten slotte overweegt het tuchtcollege dat de taxateur in zijn taxatierapport een analyse dient te maken van de gebruikte referentietransacties en vanuit deze analyse een relatie dient te leggen met de waardering van het specifieke vastgoedobject. Ondanks dat de markt wellicht een ander beeld geeft, is het uiteindelijk de interpretatie van de taxateur die de doorslag geeft. De taxateur maakt een vergelijking in zijn berekeningen met toepassing van de daarbij behorende parameters en variabelen. Het tuchtcollege acht de keuze voor kantoorruimte in dit geval verdedigbaar. Ook dit klachtonderdeel acht het tuchtcollege dan ook ongegrond.


Terug naar overzicht