Tuchtklacht volgend op klacht bij Geschillencommissie over taxatie van een woning met waardepeildatum augustus 2016
Dossiernummer: 24611
Datum uitspraak: maandag 24 juni 2024
De klacht gaat over het door de taxateur in opdracht van klager en haar broer opgestelde taxatierapport van de woning met waardepeildatum augustus 2016. De woning was oorspronkelijk eigendom van de vader van klager, die in 2016 is overleden. Vervolgens is de erfenis afgewikkeld en heeft klager de woning in eigendom verkregen. Een aantal jaar hierna is er onenigheid ontstaan tussen klager en haar broer, die de bij de afwikkeling van de erfenis vastgestelde waarde betwist. Bij de rechtbank is afgesproken dat klager en haar broer gezamenlijk opdracht zouden geven tot het opstellen van een taxatierapport en dat de waarde in dat rapport bindend is.
Klager heeft eerder een klacht ingediend bij de Centrale Geschillencommissie maar daar is de klacht niet-ontvankelijk verklaard en is klager doorverwezen naar het Tuchtcollege NRVT.
Klager stelt in de klacht dat de taxateur de situatie en toestand van de woning op de waardepeildatum in 2016 niet goed zou hebben ingeschat. Als gevolg hiervan is de waarde volgens klager te hoog vastgesteld waardoor klager financieel is benadeeld.
Het tuchtcollege stelt in zijn algemeenheid vast, zoals in eerdere zaken overwogen, dat de door de taxateur aan het object toegekende waarde slechts marginaal kan worden getoetst.
Het tuchtcollege overweegt dat door klager niet voldoende is onderbouwd waarom de taxateur van onjuiste referenties is uitgegaan en evenmin is gebleken dat de taxateur deze ten onrechte heeft toegepast. Ook de overige door klager aangevoerde feitelijke kritiekpunten, zoals weergegeven in de verschillende klachtonderdelen, zijn door de taxateur weerlegd in zijn verweer. Voorts wordt door klager gesteld dat de taxateur door zijn gedrag de schijn van partijdigheid heeft opgewekt. Mede gelet op het verweer van de taxateur heeft klager echter de ook gestelde schijn van partijdigheid onvoldoende onderbouwd volgens het tuchtcollege.
Door de taxateur is ter zitting erkend dat hij zorgvuldiger te werk had kunnen gaan ten aanzien van de uitwerking en onderbouwing van de noodzakelijke aannames. In het bijzonder had de taxateur beter kunnen uitwerken, van welke (slechte) staat van de woning hij feitelijk is uitgegaan en hoe hij andere nadelen van de woning heeft meegewogen. Het tuchtcollege overweegt echter in deze dat niet elke fout of slordigheid een tuchtrechtelijk verwijt oplevert. De taxateur had inderdaad nog zorgvuldiger te werk kunnen gaan, maar van klachtwaardig gedrag waarvan de taxateur een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt is het tuchtcollege niet gebleken. Niet elke onvolkomenheid leidt tot de conclusie dat de reglementen geschonden zijn.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat de klachtonderdelen 1 tot en met 4 ongegrond zijn. Het klachtonderdeel over de (financiële) benadeling van klager behandelt het tuchtcollege niet, omdat dat niet kan op grond van het Reglement Tuchtrechtspraak.
Terug naar overzicht